Voetbaljargon en journalistenlatijn
Column - taal - jargon - voetbal
15-10-2018
Altijd gedacht dat voetbal een spel was van elf tegen elf was? Nee hoor, tegenwoordig bestaan er naast de spreekwoordelijke twaalfde man (het steunende thuispubliek) ook een dertiende, veertiende en zelfs vijftiende man: de mediatrainer, de voetbaljournalist en de marketingspecialist.
Voetbal op tv is al lang geen eenvoudige zaak meer. Je komt er niet met alleen een wedstrijd uitzenden. Een match wordt steevast voorafgegaan door een voorbeschouwing met deskundigen van diverse pluimage. In de rust trommelen we nog meer oud-spelers en BN’ers op om hun visie op de wedstrijd met ons te delen. Na afloop gaan we ook nog een rondje nabeschouwen.Tijdens belangrijke toernooien als het EK of WK doen we er nog een schepje bovenop. Dan doen we elke dag verslag van alles rondom het Nationale Elftal. In sportjournaals zoeken we naarstig naar weetjes, feitjes, voortekenen en nog meer dingen die er niet zijn. Tijdens de verplichte persconferentie stelt de overijverige journalist suggestieve vragen aan een nukkige bondscoach. “Is er een probleem in de voorhoede?” of: “Is de misstap van speler A tijdens de training een voorbode van blessureleed?” Ondertussen doet de bondscoach met frisse tegenzin zijn best om op zoveel mogelijk vragen een zo nietszeggend mogelijk antwoord op te geven. Anders wordt hij straks op zijn woorden afgerekend. Allemaal het werk van de dertiende man: de mediatrainer.
Om de brij heen draaien
De mediatrainer zorgt ervoor dat in het kat-en-muisspelletje tussen pers en voetballer geen fouten gemaakt worden. De spelers worden getraind in het geven van politiek correcte, indirecte, om de brij heen draaiende en weinigzeggende antwoorden. Het lijkt vaak heel wat, maar het is eigenlijk helemaal niets.
Speler met rugnummer dertien: de mediatrainer
Voetbaljargon
Stel nou dat je aan het eind van de dag aan je partner vraagt: “Hoe was het vandaag op je werk?” Dan sta je toch raar te kijken als hij of zij het volgende antwoord geeft: “Op papier viel er niet veel te halen, dus we hebben geprobeerd om de nul te houden. Maar ja, de spitsen stonden te hoog en na een goede beginfase zakten we toch wat in. In de tweede helft merkten we wel dat ze er een aantal keren goed uitkwamen, maar we hebben zelf ook een aantal goede kansen gehad. Maar de bal is rond, dus je weet nooit wanneer er zich en kans voordoet. Het was daarna nog even oorlog in de zestien, maar afgezien van een ziekenhuisballetje, denk ik dat we er achteraf gezien alles uit hebben gesleept. En dan kunnen we alleen maar tevreden zijn met het resultaat.”
Wat is er nu eigenlijk gezegd? Vooral veel voetbaljargon en weinig inhoud. Het is duidelijk dat hier een flinke mediatraining aan te pas is gekomen. Hoe geef je politiek correct antwoord? Hoe zeg je zo wollig mogelijk dat het gelijkspel was? En welke termen gebruik je wanneer je direct na afloop de wedstrijd moet analyseren?
Journalistenlatijn
Het vraag-en-antwoordspel tussen spelers en pers is dankzij die dertiende man steeds professioneler geworden. En daarmee ook een stuk ingewikkelder. Want hoeveel kun je eigenlijk zeggen over voetbal, over winst, verlies of gelijkspel? Uiteindelijk ga je toch in herhaling vallen. Gelukkig is daar nog de creatieve journalist. De veertiende man. Die diept af en toe een ongebruikelijke en verse term op uit de synoniemenlijst. Zo dook er de afgelopen maanden een nieuwe term op: in extremis. Onlangs stond er weer zo’n kop in de krant: “Ajax pakte in extremis de zege tegen Benfica”. Extremis is in dit geval niet de naam van het stadion van Benfica, maar de uitdrukking in extremis wil zoveel zeggen als op de valreep, in blessuretijd.
Google “in extremis” maar eens in de categorie nieuws en je vindt tientallen hits die bijna zonder uitzondering over voetbalwedstrijden gaan.
De veertiende man: de journalist
Het sponsorspook waart door het stadion
Voor wat betreft “moeilijk taalgebruik in de voetballerij” doet ook de vijftiende man een flinke duit in het zakje. Hoe meer geld er in het voetbal omgaat, hoe meer de sponsor te zeggen krijgt. En daarmee betreedt de marketingspecialist de mat. Het begon ooit met de naam op een shirtje, maar tegenwoordig worden geldschieters geëerd met wanstaltige stadionnamen. Wat te denken van het MAC3Park stadion in Zwolle of het Cars Jeans stadion in Den Haag. Dat heette vroeger gewoon ADO Den Haag stadion en Oosterenkstadion. En er is vast een reclamebureau druk geweest om een gevestigde naam als het Diekman stadion in Enschede via Arke stadion om te toveren tot het weergaloze Groslch Veste. Misschien is het wel een idee om deze marketingtruc verder door te voeren. Wat dacht je van een gesponsord ziekenhuis (Rabobank Medisch Centrum), het Interpolis gemeentehuis in Tilburg of de SamsungS7edge-faculteit van de Technische Universiteit Delft. Raar? Ja, maar in voetballand vinden we het heel gewoon.
De marketingspecialist maakt het zestiental compleet
Doe maar gewoon
Misschien moeten al die boventallige spelers eens een voorbeeld nemen aan de jeugd. Zij spelen nog “gewoon” een lekker potje voetbal. Niet in een duur stadion, zonder shirtsponsor en zonder mediatraining. En als je ze na afloopt vraagt hoe het was, geven ze ook “gewoon” antwoord: “Leuk!”